Het meest wezenlijke voor een kleuter is spelen. Leven en beleven is voor een jong kind mogen spelen en mogen bewegen. Als de omgeving veilig en uitnodigend is, zal het kind op een natuurlijke manier tot spel komen. In de kleuterleeftijd komt de fantasie tot volle bloei, aangewakkerd door de aangeboden natuurlijke materialen, ochtendspelen en verhalen.
Als de kleuter zijn fantasiespel speelt, dan zal hij verschillende gebieden ontwikkelen:
- De motoriek (zowel grof als fijn), denk aan klimmen en klauteren en handwerken en knutselen.
- De taal (tijdens samen spelen, verhaal luisteren, versjes en liedjes, overleggen).
- Het sociaal-emotionele (uitdagingen aangaan, grenzen verkennen en verleggen, leren opkomen voor zichzelf).
- Ruimtelijk inzicht en tijdsbeleving (nodig als voorwaarde voor het latere rekenen en lezen).
Tijdens het vrije spel ervaren vierjarige, vijfjarigen en zesjarigen verschillende dingen. Waar een kind thuis altijd de oudste, middelste of jongste is, wisselt dat in de schoolsituatie. Een kleuter komt als vierjarige op school en ervaart dan hoe het is om de jongste te zijn. Hij speelt nog vaak zijn eigen individuele spel, delen kan lastig zijn. Met vijf jaar heeft hij zich de ritmes en gewoontes eigen gemaakt en speelt hij vol fantasie samen met anderen. De zesjarige neemt zich voor wat hij gaat spelen en voert dit ook uit. Daarnaast wil een kind van zes graag taken doen en laat zien dat hij die ook af wil maken.